De Oekraïne

16 augustus 2017 - Kiev, Oekraïne

Met dank aan Wikipedia!                                                                                                  

 Het vliegtuig naar Kiev is voornamelijk gevuld met mensen die niet Nederlandstalig zijn. Ik hoor vooral Oekrains of Russisch praten. Ik hoor het verschil niet tussen deze twee talen, dus kan het niet met precisie zeggen.

In Kiev logeer ik twee nachten bij André en Valentyna, in hun appartement. Twee jonge mensen, Nederlander en Oekraiense die elkaar gevonden hebben en hier hun toekomst maken.

De Oekraïne is een immens land met een enorme historie. Ik splits mijn verhalen in tweeën. Dat houdt in dat er een verhaal is over de geschiedenis van de plaats of plek en een verhaal puur over mijn indrukken en belevenissen.

GESCHIEDENIS

Oekraïne is een land in Oost-Europa dat in het noordoosten en oosten aan Rusland, in het noordwesten aan Wit-Rusland, in het westen aan Polen, Slowakije en Hongarije en in het zuidwesten aan Roemenië en Moldavië grenst. Verder grenst het in het zuiden aan de Zwarte Zee en in het zuidoosten aan de Zee van Azov. Het land telt zo'n 44,3 miljoen inwoners.

Oekraïne is qua landoppervlakte na Rusland, Kazachstan en Turkije het grootste land van Europa. Het is echter wel het grootste land dat in zijn geheel in Europa ligt. De hoofdstad is Kiev.

In de 9e-13e eeuw was in gedeelten van het huidige Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland het Kievse Rijk gevestigd, opgericht door de Varjagen uit Scandinavië, die onder andere handel dreven op Constantinopel. In 988 werd het Byzantijnse christendom geïntroduceerd bij de bekering van Vladimir de Heilige, de toenmalige vorst van het Kievse Rijk. Het Rijk van Kiev (ook vaak Roes genoemd) raakte langzamerhand versnipperd over verschillende vorstendommen en het Oekraïense grondgebied viel in 1240 ten prooi aan invallen van Mongolen. 

In de 13e en 14e eeuw wist Litouwen steeds meer voormalige Russische vorstendommen ten westen van de Dnjepr onder zijn gezag te verenigen. In 1362 werd ook Kiev ingenomen. Litouwen fuseerde in 1569 met Polen. De gebieden ten oosten van de Dnjepr werden in 1686 onderdeel van Rusland en werden geleidelijk gerussificeerd. Die ten westen van de Dnjepr bleven Pools, kwamen in 1795 onder Habsburg en ondergingen een westerse invloed. In deze periode werden de grondslagen gelegd voor de nu nog bestaande verschillen tussen het westen en het oosten.

Na de Oktoberrevolutie volgden tijdens de Russische Burgeroorlog verschillende regeringen elkaar in korte tijd op in Oekraïne.

In 1922 werd de Oekraïense SSR onderdeel van de Sovjet-Unie. Tijdens het bewind van Stalin onderging het oostelijke deel van Oekraïne een krachtige industriële ontwikkeling. De gedwongen collectivisering van landbouwbedrijven leidde evenwel tot de holodomor-hongersnood van 1932-33, waardoor een vijfde deel van de boerenbevolking (5 tot 10 miljoen mensen) het leven liet.

In 1939 kwam ook het westelijk deel van Oekraïne onder Sovjetbewind. In 1941 vielen de Duitsers de Sovjet-Unie binnen. Zij gingen daarbij over tot grootschalige Jodenvervolgingen en het ronselen van ‘Ostarbeiter’. Oekraïne verloor toen een zesde deel van zijn bevolking. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Oekraïne zich tot een van de belangrijkste en welvarendste socialistische sovjetrepublieken (SSR's). In 1954, tijdens het bewind van Chroesjtsjov, werd het schiereiland de Krim overgeheveld van Rusland naar Oekraïne.

In Tsjernobyl, ten noorden van Kiev, voltrok zich in 1986 een grote nucleaire ramp. Sindsdien is het gebied in de nabije omgeving van de kerncentrale onbewoonbaar.

Na de staatsgreep in Moskou riep het Oekraïense parlement op 24 augustus 1991 de onafhankelijkheid uit. Op 1 december werd een referendum gehouden over de onafhankelijkheid van het land. Bij een grote opkomst stemde 90% van de kiezers voor onafhankelijkheid. In de Krim was er ook een meerderheid voor, maar zo'n 40% van de bevolking stemde tegen.

Na de onafhankelijkheid was Oekraïne een grote kernmacht en beschikte over een arsenaal van kernwapens. Begin 1994 werd de internationale afspraak gemaakt dat Oekraïne binnen drie jaar 1800 raketten voor vernietiging aan Rusland afdraagt. Het verrijkte uranium uit de kernkoppen wordt vervolgens met Amerikaanse financiële steun omgezet in brandstof voor kerncentrales. In het Boedapestmemorandum van 1994 werd vastgelegd dat het land in ruil voor de kernwapens een soevereiniteitsgarantie kreeg van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Rusland. Oekraïne ondertekende ook het non-proliferatieverdrag van kernwapens.

In 2004 kwamen dankzij een democratische beweging (Oranje Revolutie) Viktor Joesjtsjenko en Joelia Timosjenko aan de macht, die door onderling geruzie evenwel de kansen op een succesvolle democratisering van Oekraïne verspeelden. In 2010 kon de pro-Russische Viktor Janoekowytsj weer president worden.

In november 2013 ontstond er in de hoofdstad Kiev een protestbeweging naar aanleiding van het niet tekenen van een associatieverdrag met de Europese Unie. Na de Euromaidan-protesten verloor de Russisch gezinde president Viktor Janoekovytsj de meerderheidssteun van de Verchovna Rada. Deze zette hem op 22 februari 2014 af en schreef nieuwe verkiezingen uit. Janoekovytsj vluchtte naar aanleiding van deze protesten naar Rusland. Ondertussen werd er in Kiev een nieuwe regering gevormd, de regering-Jatsenjoek. In de overwegend Russisch-sprekende delen van Oekraïne braken protesten uit tegen deze nieuwe regering, waarna Rusland het schiereiland Krim bezette. Op het Krim-schiereiland en in het Donetsbekken grepen Russisch gezinde protestbewegingen de macht en schreven er eigen lokale referendums uit.

Op 17 maart 2014 werd op de Krim de onafhankelijkheid uitgeroepen en op 18 maart annexeerde Rusland het schiereiland en werd de Krim weer overgeheveld naar Rusland. De Russische president Poetin zou later erkennen dat hij deze annexatie reeds langer gepland had. Het referendum wordt slechts door twee landen erkend: Rusland en Wit-Rusland. Andere landen spreken van een niet-legitieme annexatie van Oekraïens grondgebied en beschuldigen Rusland ervan om de protesten tegen de nieuwe Oekraïense regering aan te moedigen om het land te destabiliseren. Een aantal maanden later, op 11 mei 2014 riepen in het Donetsbekken pro-Russische protestbewegingen de onafhankelijkheid van de Volksrepubliek Donetsk en Volksrepubliek Loegansk uit die zich verenigden in de Unie van Volksrepublieken. In het oosten van Oekraïne (regio Donbass) kwam het vervolgens tot een gewapende strijd tussen het Oekraïense leger en de door Rusland gesteunde separatisten. Na de Oekraïense verkiezingen van 25 mei 2014 werd Petro Porosjenko op 7 juni 2014 aangesteld als de nieuwe president van Oekraïne.

Oekraïne is onderverdeeld in 24 oblasten (vgl. provincies) en een stad met een bijzondere status (Kiev). De tweede stad met bijzondere status (Sebastopol) en de Autonome Republiek Krim zijn geannexeerd door Rusland, maar worden de jure door Oekraïne en veel andere landen beschouwd als deel van Oekraïne. Een deel van de oblasten Donetsk en Loegansk hebben zich de facto afgescheiden als de Volksrepubliek Donetsk en de Volksrepubliek Loegansk.

Oekraïne ligt in het zuidwesten van de voormalige Sovjet-Unie. In het westen en zuidwesten grenst het aan Polen (428 kilometer), Slowakije (90 kilometer), Hongarije (103 kilometer) en Roemenië (362 kilometer); in het zuiden aan Moldavië (939 kilometer) en een gedeelte aan Roemenië (169 kilometer); in het noorden aan Wit-Rusland (891 kilometer) en in het oosten, noordoosten en zuiden aan Rusland (1576 kilometer). De zuidgrens wordt bepaald door de Zwarte Zee en de Zee van Azov. De kustlijn is 2782 kilometer lang. De oppervlakte van Oekraïne bedraagt 603.500 km², 3 procent van de voormalige Sovjet-Unie en ongeveer 14,4 keer de oppervlakte van Nederland. Daarmee is het na Rusland en Kazachstan de op twee na grootste republiek uit de voormalige Sovjet-Unie.

Drie grote rivieren doorkruisen het land: de Dnjepr, de Dnjestr en de Donets. De langste rivier is de Dnjepr.

Het landschap bestaat grotendeels uit vlak terrein met de vruchtbare Pontische Steppe in het zuiden en uit verschillende plateaus. De belangrijkste daarvan is het Donets(Donbass)plateau in het uiterste oosten van het land. De enige bergen vindt men in het westen (Karpaten: 2061 meter). De kust van de Zwarte Zee bestaat uit vele baaien en riviermondingen. De kust aan de Zee van Azov is net als die aan de Zwarte Zee vooral laag, met hier en daar zandplaten.

In Oekraïne heerst een gematigd landklimaat met gemiddelde temperaturen in de winter van -7 à -8 graden Celsius in het noordoosten. In de zomer schommelt de gemiddelde temperatuur rond 18 graden Celsius in het noordwesten en 24 graden Celsius in het zuidoosten (subtropisch). De zomers zijn daarmee in het algemeen warm en de winters niet te koud.

De officiële taal van Oekraïne is het Oekraïens. Het Oekraïens is nauw verwant aan het Russisch, te vergelijken met de verwantschap tussen het Nederlands en Duits, maar heeft veel Poolse leenwoorden, wat komt door de eeuwenlange Pools-Litouwse overheersing. Van de bevolking heeft 67% het Oekraïens als moedertaal, maar veel mensen spreken ook Russisch; 24% spreekt het Russisch ook als moedertaal, vooral op de Krim en in de oostelijke oblasten Donetsk en Loehansk. Sinds 8 augustus 2012 wordt het Russisch ook officieel erkend als regionale taal. In het westen spreken kleine minderheden ook Hongaars, Pools en Roemeens. De streek Boedzjak in het zuiden is de meest multi-etnische regio van Oekraïne. Hier wordt onder andere veel Bulgaars gesproken. Op de Krim wordt ook Krim-Tataars gesproken.

Toen Oekraïne deel uitmaakte van de Sovjet-Unie, werd kennis van het Oekraïens niet aangemoedigd, maar na de onafhankelijkheid bloeide de taal weer op. Toch is de taal in dit voorheen sterk gerussificeerde land nog steeds een zeer gevoelig punt, met name door de aanwezigheid van de vele etnische minderheden - van wie de 15 miljoen Russen de belangrijkste zijn. Vooral oudere Oekraïners spreken ook beter Russisch dan Oekraïens, omdat het Russisch lange tijd als eerste taal op school geleerd werd.

Het Oekraïens maakt gebruik van een aangepaste versie van het cyrillisch alfabet. In vergelijking met het Russisch mist het Oekraïens vier letters: de ё, de ъ, de ы en de э. Daarentegen beschikt het Oekraïens over vier letters die het Russisch ontbeert, namelijk de ґ, de є, de і en de ї: beide alfabetten bestaan derhalve uit 33 letters.

Wat met name opvalt is de "і" die er net zo uitziet als onze "i", terwijl de Oekraïners daarnaast ook de Russische "и" gebruiken. De і werd vroeger ook in het Russisch gebruikt en werd daar (net als de и) uitgesproken als de Nederlandse "ie", maar deze letter werd afgeschaft in 1917. In het Wit-Russisch is de і nog altijd in gebruik. Zo wordt het woord Oekraïne in het Oekraïens geschreven als Україна, in het Wit-Russisch als Украіна en in het Russisch als Украина.

Religie

Oekraïne is overwegend christelijk. In 988 besloot vorst Vladimir de Grote zich tot het christendom te bekeren en liet zich dopen. 76,5% van de bevolking behoort tot de Oekraïens-orthodoxe Kerk. Zij zijn echter verdeeld over het Patriarchaat van Kiev (50,4% van de totale bevolking) en het Patriarchaat van Moskou (26,1% van de totale bevolking). Daarnaast bestaat de kleinere Oekraïense autocefale Orthodoxe Kerk, die thans alleen aanhang heeft in de westelijke provincies van het land.

De Oekraïens-katholieke Kerk ontstond in 1596 bij de Unie van Brest-Litovsk als een met Rome geünieerde Kerk. In 1946 diende ze op last van de Sovjetautoriteiten over te gaan tot de Russisch-orthodoxe Kerk en volgde een jarenlange vervolging: haar kerken werden gesloten en haar priesters veroordeeld tot ballingschap of een clandestien bestaan. Vanaf 1988 konden de katholieken uit de clandestiniteit treden en op 30 maart 1991 kon aartsbisschop Myroslav Ivan Lubachivsky terugkeren naar Oekraïne en de St. Joriskathedraal te Lviv weer in bezit nemen. Na de onafhankelijkheidsverklaring van het land in augustus 1991, werd de kerkelijke hiërarchie in 1992 hersteld en kon het katholieke geloof herbeleden worden. Acht procent van de Oekraïense bevolking behoort tot de Oekraïens-katholieke Kerk, wat neerkomt op zo'n 3,5 à 3,7 miljoen mensen. Buiten Oekraïne heeft deze kerk ongeveer een klein miljoen leden, voornamelijk in Noord- en Zuid-Amerika en in West-Europa. Zij erkent de leer en het gezag van de paus en volgt de Byzantijnse ritus. In juni 2001 bezocht paus Johannes Paulus II Oekraïne.

Joden vormen in Oekraïne met hun 300.000 (0,6%) een minderheid, maar zijn cultureel en religieus nog zeer actief.

Er leven ongeveer 500.000 moslims in Oekraïne, (1,1 % van de totale bevolking). De islam maakt al eeuwen deel uit van het religieuze leven in Oekraïne. De meeste moslims zijn Krim-Tataren, die in 1944 door dictator Stalin naar Centraal-Azië gedeporteerd werden. Sinds eind jaren tachtig keerden zij terug uit ballingschap naar de Krim, waar ze regelmatig botsen met Oekraïense en Russische christenen.

Oekraïne riep op 24 augustus 1991 zijn onafhankelijkheid uit, toen in de Sovjet-Unie een staatsgreep van conservatieve krachten was mislukt. De bevolking sprak zich op 1 december per referendum uit voor onafhankelijkheid. Enkele weken later hield de Sovjet-Unie op te bestaan.

De Oekraïense gewoonten worden sterk beïnvloed door het christendom dat de dominante religie in het land is. De rolpatronen neigen ook wat meer traditioneel te zijn en de grootouders spelen een grotere rol bij de opvoeding van de kinderen dan in het Westen. De cultuur van Oekraïne is ook beïnvloed door de oostelijke en westelijke buurlanden, wat wordt weerspiegeld in de architectuur, muziek en kunst.

Het communistische tijdperk had een heel sterk effect op de kunst en de literatuur van Oekraïne. In 1932 maakte Stalin het socialistisch realisme overheidsbeleid in de Sovjet-Unie toen hij het decreet "Op de Wederopbouw van werken van letterkunde en kunst Organisaties" afgekondigde. Deze verstikte de creativiteit. Tijdens de glasnost van de jaren 1980 werden de Sovjet kunstenaars en schrijvers opnieuw vrij om zich te uiten zoals ze wilden.

Oekraïne had in 2014 een bruto binnenlands product (bnp) van $ 131 miljard. In de kredietcrisis kreeg het land een zware economische klap. In 2009 daalde de economische activiteit met 15%, maar er trad herstel op en de economie groeide in 2010 met 4,1% en 5,2% in 2011. In 2011 was het bnp per hoofd van de bevolking circa $ 3600, dit is 10% van het gemiddelde in de Europese Unie. De werkloosheid was zo’n 8% van de beroepsbevolking in 2011. Door de annexatie van de Krim en de veiligheidssituatie in het oosten van het land kreeg de economie zware klappen in 2014 en 2015 en liep de inflatie sterk op.

Het heeft een open economie, de export heeft een waarde van $ 75 miljard en bestaat voor 60% uit grondstoffen, zoals chemicaliën, landbouwproducten, hout, mineralen en metalen. Rusland is de belangrijkste handelspartner en 30% van de export gaat hiernaartoe. Oekraïne importeert op zijn beurt weer veel aardgas uit Rusland waarmee ongeveer twee derde van zijn gasbehoefte wordt gedekt. Het land produceert voldoende steenkool om in de eigen behoefte te voorzien, maar de eigen gasreserves worden onvoldoende geëxploiteerd. Oekraïne verdient nog veel geld met de doorvoer van Russisch aardgas naar West-Europa, maar deze inkomsten lopen terug door de aanleg van nieuwe pijpleidingen buiten het land om, zoals de Nord Stream pijplijn. Het staatsbedrijf Naftogaz is verantwoordelijk voor de winning van olie en aardgas in het land en ook voor de distributie. Het gasverbruik wordt zwaar gesubsidieerd en de overheid legt hier zo’n 1,5% van het bnp op toe. De lage prijzen leiden tot een hoog verbruik en energieverspilling.

De overheidsbegroting laat al jaren een tekort zien mede door de gassubsidie. De staatsschuld was relatief laag, de schuld was 35% van het bnp in 2011 en lag ver onder het Europese gemiddelde. Door de crisis is de staatsschuld in 2014 fors opgelopen. Corruptie is een groot probleem, het land staat op de 144e plaats van de Transparency International corruptie-index.

In enkele oblasten is er wijnbouw, met name op de Krim.

In 2014 produceerde Oekraïne 77 miljoen ton olie equivalent (Mtoe). (1Mtoe = 11,63 TWh, miljard kilowattuur.) De grootste energiebronnen waren kolen en gas 61% en kernenergie 30%. Dat was niet genoeg voor de energievoorziening, het TPES (total primary energy supply): 106 Mtoe. Het land importeerde 28 Mtoe fossiele brandstof meer dan het exporteerde.

Van de energie ging ongeveer 40 Mtoe verloren bij conversie, vooral bij elektriciteitsopwekking uit kolen en uraan. 3,5 Mtoe werd gebruikt voor niet-energetische producten zoals smeermiddelen, asfalt en petrochemicaliën. Voor eindgebruikers resteerde 58 Mtoe waarvan 11 Mtoe = 130 TWh elektriciteit.

De uitstoot van kooldioxide was 237 megaton, dat is 5,2 ton per persoon, iets meer dan het wereldgemiddelde 4,5 ton per persoon.

De vlag van Oekraïne bestaat uit twee horizontale banen, een gele en een blauwe. Oekraïne is eeuwenlang een onderdeel van Rusland (of de Sovjet-Unie) en in mindere mate Oostenrijk-Hongarije geweest, maar voerde/voert zowel in de korte periode van onafhankelijkheid tussen 1918 en 1919 (1921) als sinds de in 1991 verkregen hernieuwde zelfstandigheid een blauw-gele vlag.

Er is niet één gebeurtenis of gedachte in de geschiedenis van de Oekraïense vlag geweest die ervoor zorgde dat blauw en geel de nationale kleuren van Oekraïne zijn geworden. Wel hebben de kleuren in de geschiedenis van de verschillende delen van het huidige Oekraïne belangrijke symbolische rollen gespeeld, met name als symbolen van het Hoogmiddeleeuwse vorstendom Galicië-Wolynië en later de streek rond Lemberg alsmede als symbool van de Kozakken die in de 18e eeuw samen met Zweden tegen Rusland vochten. Ook waren blauw en geel de kleuren van Oekraïense staten die zich in de periode 1917-1919 kortstondig konden handhaven.

In Oekraïne ziet men nu echter een andere betekenis in de kleurencombinatie blauw-geel: deze staat voor de uitgestrekte graanvelden onder de blauwe Oekraïense hemel. Deze breedgedragen symboliek is echter pas gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw bedacht door nationalisten die een uitleg wilden voor de kleuren van de vlag. Deze uitleg heeft de vlag echter wel gevormd: voordat zij bedacht werd, plaatste men meestal de gele band boven de blauwe in plaats van andersom.

Hoewel Oekraïne pas sinds de 20e eeuw als natiestaat bestaat, behoort zijn blauw-gele kleurencombinatie tot de oudste van Europa. De oorsprong van de Oekraïense kleuren ligt vooral in het middeleeuwse Galicië-Wolynië, waarvan het wapen in de tweede helft van de 13e eeuw een gouden leeuw op een blauw veld toont. De kleurencombinatie blauw-geel heeft zich gedurende de eeuwen langzaam tot de Oekraïense nationale kleuren ontwikkeld en heeft het blauw-geel ook buiten de erfenis van Galicië-Wolynië om een plek in de Oekraïense cultuur kunnen verwerven.

De oudst bekende leeuw van de Galicisch-Wolynse leeuw staat op het zegel van een oorkonde van de vorsten Andreas (Andrij) en Leo II (Lev II) uit 1316. Sommige historici stellen dat het zegel teruggaat tot Leo I, de zoon van koning Daniel van Galicië. De afgebeelde Leeuw van Roethenië werd ook op munten afgebeeld, die met het opschrift moneta Rutheniae in de periode tussen 1350 en 1410 in Lemberg geslagen werden.

In 1410 namen vrijwilligerslegers uit de streek rondom Lemberg deel aan de Slag bij Tannenberg. Zij streden onder de blauwe banier met de gouden leeuw aan de zijde van de koning van Polen. De vrijwilligers uit het Przemyśler Land gebruikten een banier in dezelfde kleuren: een gouden dubbelkoppige adelaar op een blauwe achtergrond.

Nationale kleuren onder Pools bewind

Onmiddellijk na de dood van de laatste Galicisch-Wolynse vorst Boleslaw Joris II in 1340 (vergiftigd door Bojaren in Vołodymyr-Vołynśkyj), werden Galicië en Wolynië veroverd door koning Casimir III de Grote van Polen. In eerste instantie zou Galicië-Wolynië door Bojaren geregeerd worden, maar in 1349 werd het aan de Poolse kroongebieden toegevoegd. De gebieden die nu in het westen van Oekraïne liggen zouden door de acties van Casimir de Grote tot 1774 Pools zijn (en later in de geschiedenis zou dat weer zo zijn, de huidige grenzen dateren van 1945).

In 1432 ging Galicië-Wolynië de Poolse woiwodschap Roethenië vormen, bestaande uit het Lemberger Land, het Przemyśler Land, het Halitscher Land en het Sanoker Land. Later werd hier ook het gebied rondom Chełm aan toegevoegd. De gouden Galicische leeuw op een blauw veld zou het wapen van de woiwodschap worden en het symbool van het door de Polen beheerste West-Roethenië. De Polen hebben overigens met weinig succes pogingen ondernomen om de kleuren van het wapen te veranderen in het Poolse wit-rood.

Kozakken en Hetmanaat

In tegenstelling tot in de gebieden die nu in het westen van Oekraïne liggen, ontstond in de gebieden die nu tot Linkeroever-Oekraïne gerekend worden (plus de streek rond Kiev) geen eenduidig nationaal kleurenpatroon. De sinds de 15e eeuw hier wonende Kozakken gebruikten vaak vaandels van vorsten waar ze mee samenwerkten. Zo liet keizer Rudolf II van het Heilige Roomse Rijk in 1593 een banier overbrengen naar de Kozakken; deze banier zou nog lange tijd door Kozakken gebruikt worden.

Tijdens de opstand onder hetman Bohdan Chmelnyzkyj (1648-1654) voerden de Kozakken banieren in makkelijk te onderscheiden kleuren, met afbeeldingen van hemelobjecten (de halve maan en sterren), kruizen, streekwapens en de persoonlijke wapens van diverse hetmannen. De belangrijke daarvan was een in 1646 door koning Wladislaus IV van Polen geschonken blauwe banier met een rood-witte Poolse adelaar. In februari 1649 gaven de gezanten van de nieuwe Poolse koning Jan II Casimir in Perejaslaw-Chmelnyzkyj de plaatselijke hetman een rode banier met daarop een witte Poolse adelaar en de tekst "Ioannes Casimirus rex". Deze beide Poolse banieren gingen in 1651 tijdens de Slag van Berestečko verloren.

De Zaporozje-Kozak hadden eigen vaandels. Hun "grote banier" was rood met aan de voorzijde een witte afbeelding van de aartsengel Michaël (wapen van de Roetheense landen in het Grootvorstendom Litouwen, tegenwoordig ook het symbool van Kiev en de patroonheilige van Kiev en Oekraïne en het witte orthodoxe kruis omgeven door gouden hemelobjecten (zon, halve maan en sterren) aan de achterkant. De legereenheden van deze Kozakken hadden eigen banieren, meestal donkerrood met afbeeldingen van heiligen of orthodoxe kruizen. Op het water gebruikten deze Kozakken een witte vlag met de afbeelding van Sint-Nicolaas.

In de 18e eeuw begint de verspreiding van de blauw-gele kleurcombinatie ook in het Hetmanaat. Hieraan lagen weinig West-Oekraïense invloeden ten grondslag (op dat moment was het westen van Oekraïne stevig in Poolse handen). De reden dat het blauw-geel ook in het oosten van het huidige Oekraïne ingang vond, is het tegen Rusland gesloten bondgenootschap van hetman Ivan Mazepa met Zweden. Tijdens de Grote Noordse Oorlog streden kozakken onder leiding van Mazepa samen met troepen van de Zweedse koning Karel XII (koning van 1697 tot 1718) tegen de legers van Peter de Grote; zij zouden de beslissende Slag bij Poltava verliezen. De aan Zweden trouwe Kozakken droegen in die tijd blauw-gele armbanden, om door de Zweden als bondgenoot erkend te worden. Blauw en geel zijn al sinds de 16e eeuw de kleuren van de vlag van Zweden. Het is niet duidelijk of dit vrijwillig gebeurde of in opdracht van de Zweden. Bewijzen voor een dergelijke Zweedse eis zijn namelijk nooit gevonden, maar het is niet uitgesloten dat de Zweden de totstandkoming van de kleuren geel en blauw als nationale kleuren hebben bevorderd.

Op banieren van legereenheden verschijnt in deze tijd vaak een Zaporozje-Kozak met een musket op zijn schouder in combinatie met het embleem van het betreffende legeronderdeel. De kleuren van deze banieren waren geel en blauw. De Kozak met musket werd in die tijd als "Wapen van de natie" gezien en verschijnt ook tegenwoordig weer op vlaggen en wapens uit het oosten van Oekraïne, zoals de Vlag van de oblast Dnjepropetrovsk en de Vlag van de oblast Zaporizja.

Tijdgenoten van Ivan Gonta hebben gezegd dat bij de Hajdamakenopstand die onder zijn leiding in 1768 uitbrak geel-blauwe vlaggen werden gebruikt.

Galicië en Lodomerië

Als gevolg van de Eerste Poolse Deling van 1772 ging de woiwodschap Roethenië naar Oostenrijk, dat het gebied claimde op grond van een kortdurend 13e-eeuws Hongaars bewind over Galicië-Wolynië. Galicië en Wolynië werden sinds die tijd ook genoemd in de titels van de Hongaarse koningen, die inmiddels door de Oostenrijkse Habsburgers gevoerd werden. Van deze titulatuur leidde men ook de Latijnse benaming van deze landen af - Koninkrijk Galicië en Lodomerië. Het koninkrijk omvatte de gebieden in Galicië rondom Lemberg, Halytsj en Przemyśl, maar ondanks de naam van het koninkrijk werd Wolynië bij de Eerste Poolse Deling onderdeel van het Russische Rijk. In 1775 werd de op het Ottomaanse Rijk veroverde Boekovina aan het Koninkrijk Galicië en Lodomerië toegevoegd.

Na de aansluiting bij Oostenrijk raakten de oude landskleuren blauw en geel in de vergetelheid. Het koninkrijk ging een nieuw wapenschild voeren, bestaande uit een zwarte raaf op een rode balk met drie gouden kronen. Hiervan werden de nieuwe landskleuren blauw-rood-geel afgeleid, waarbij het geel al snel verdween en het blauw-rood over bleef. Toen de Boekovina in 1849 uit het koninkrijk werd losgemaakt en een zelfstandig hertogdom ging vormen, zou het Koninkrijk Galicië en Lodomerië de kleurencombinatie rood-blauw gaan gebruiken en de Boekovina de combinatie blauw-rood.

In het Revolutiejaar 1848 kwam het tot een wederopstanding van de Roetheense nationale kleuren. Op 2 mei 1848 kwam in Lemberg de Roetheense Hoofdraad samen, die een pro-Oostenrijkse opstelling had.

In april van dat jaar werd op verzoek van de Oostenrijkers een nationale garde opgericht, bedoeld om de orde te handhaven en de machtspositie van de Oostenrijkers te ondersteunen. In artikel 19 van de oprichtingswet werd opgemerkt dat ieder bataljon een eigen banier heeft en elk squadron een eigen standaard; allemaal in de landskleuren rood en blauw.

Tijdens het eerste panslavistische congres in Praag (2-16 juni 1848), dat anti-Oostenrijks en anti-Russisch was, bereikten de delegaties van Roethenen en Polen een compromis, waarna de eenheden van de nationale garde in Galicië de wapens en kleuren van beide volkeren zouden gaan gebruiken. Toen in juni op het Lembergse stadhuis de blauw-gele vlag verscheen, distantieerden de Raadsleden zich daarvan.

Tegen de afspraken in werd er toch een Poolse garde opgericht, waarna ook de Roethenen (Oekraïners) verzoek van de Roetheense Hoofdraad op 20 september 1848 een eigen garde oprichtten. Als vaandel gebruikten de eenheden een blauw doek met daarop een gouden (gele) "Roetheense Leeuw". Aangezien het technisch moeilijk was om deze vlag te maken, ging men al snel over op een doek met twee horizontale banen in de "Roetheense kleuren". Beide combinaties kwamen voor: blauw boven geel en geel boven blauw.

Aangezien Galicië tegen het einde van de 19e eeuw het "Oekraïense Piëmont" geworden was, in de zin dat in Galicië de beweging voor de Oekraïense eenwording op gang kwam, werden de kleuren blauw en geel in de door Oekraïners bewoonde gebieden van het Russische Rijk snel overgenomen. In de jaren 1911-1913 kwam het in Lembergse en Kievse tijdschriften tot een brede discussie over de Oekraïense symbolen, waarbij de kleuren blauw en geel als nationale kleuren niet betwijfeld werden; er werd alleen gestreden over hun volgorde — geel-blauw of blauw-geel.

Onafhankelijkheid, 1917-1920

Tijdens de pogingen tussen 1917 en 1920 om een onafhankelijke Oekraïense staat op te bouwen werden zowel geel-blauwe als blauw-gele vlaggen gebruikt.

Er zijn geen overtuigende bronnen die aantonen dat de Oekraïense Volksrepubliek, die tussen 1917 en 1919 bestond, een eigen officiële vlag heeft gehad. 

Socialistische Sovjetrepubliek Oekraïne

Als deelrepubliek van de Sovjet-Unie had de Socialistische Sovjetrepubliek Oekraïne een eigen vlag, gebaseerd op de vlag van de Sovjet-Unie. Tussen 1919 en 1930 was dit een rode vlag met in de linkerbovenhoek de afkorting УССР (USSR) in gouden letters. In 1923 en 1927 werd de stijl van deze letters veranderd, maar bleef de vlag verder hetzelfde. In 1930 werd een gouden kader om deze letters geplaatst. In 1937 werd het kader weer weggehaald en werden er een hamer en een sikkel boven de letters (nu УPСР, de afkorting van Oekraïense SSR in het Oekraïens) geplaatst. In 1940 werden de hamer en sikkel onder de letters geplaatst en werd de stijl van de letters weer veranderd.

Op 21 november 1949 werd er een vlag aangenomen die het langer volhield, namelijk tot het land zich losmaakte uit de Sovjet-Unie. Deze vlag bestond uit een rood veld met een gouden hamer, sikkel en ster. Het onderste derde deel van de vlag is lichtblauw. De achterzijde van de vlag toonde officieel geen hamer, sikkel en ster, maar in de praktijk vaak wel.

Hernieuwde onafhankelijkheid

Tijdens het bewind van Michail Gorbatsjov werd, als gevolg van perestrojka en glasnost, de roep om autonomie en onafhankelijkheid in diverse Sovjet-republieken steeds groter, met name in de Baltische staten en het westen van Oekraïne. Daarbij wensten grote groepen mensen dat hun deelrepubliek de oude nationale symbolen weer in gebruik mocht nemen. In 1988 besloot Litouwen zijn oude vlag weer in te voeren, gevolgd door Letland en Estland.

Deze gebeurtenissen liepen vooruit op wat nationalistische Oekraïners wensten. Vooral in het westen van het land en in Kiev werden de demonstraties en volksfeesten onder de geel-blauwe vlaggen steeds talrijker. Op 20 maart 1990 besloot de gemeenteraad van Ternopil de blauw-gele vlag, de drietand en het volkslied van Oekraïne weer in te voeren, na korte tijd gevolgd door het Oblast Lviv. Op 29 april van hetzelfde jaar werd in Ternopil voor het eerst de blauw-gele vlag gehesen zonder de vlag van de Oekraïense SSR ernaast. Op 24 juli gebeurde ditzelfde in de hoofdstad Kiev, bij het stadhuis op de Chresjtsjatyk. Op 24 augustus 1991 verklaarde Oekraïne zich onafhankelijk, waarna op 4 september van dat jaar de blauw-gele vlag formeel werd aangenomen en vanaf het Oekraïense parlementsgebouw werd gehesen.

De Holodomor was een hongersnood op het grondgebied van de Oekraïense Socialistische Sovjetrepubliek in de jaren 1932-1933. Het was één van de grootste nationale rampen in Oekraïne in de moderne geschiedenis; het aantal doden lag tussen de 2,5 en de 3,9 miljoen.

De hongersnood werd voor het merendeel veroorzaakt door het beleid van de regering van de Sovjet-Unie onder Stalin, die met kracht de collectivisatie en "dekoelakisatie" van de landbouw doorvoerde. De boerderijen moesten worden samengevoegd in kolchozen en sovchozen, waardoor arbeidskracht zou vrijkomen voor de industrialisatie. Stalins vijfjarenplan uit 1928 moest worden gefinancierd uit export en het belangrijkste deel van die export bestond uit graan.

Dit stuitte op groot verzet van de boeren, ook en vooral die in Oekraïne met hun traditie van vrijheid. Ze verborgen hun graan en slachtten hun vee liever dan dat ze het leverden aan de staatsboerderijen. Deze sabotage moest de kop worden ingedrukt. De verplichte graanleveranties werden verhoogd, hoewel de oogst in 1932 mislukte. Miljoenen boeren, door de communisten aangeduid als koelakken, werden gedeporteerd naar Siberië.

Hoewel de hongersnood in Oekraïne onderdeel was van een grotere hongersnood die ook in enkele andere delen van de USSR heerste, wordt de term "Holodomor" specifiek gebruikt voor de gebeurtenissen in gebieden waar etnische Oekraïners woonden. De Holodomor wordt daarom ook weleens de "Oekraïense genocide" of de "Oekraïense holocaust" genoemd. Deze termen impliceren het feit dat uit documenten uit de Oekraïense archieven is vastgesteld dat de Holodomor kwade opzet was van Sovjetleider Stalin om vooral de opstandige Oekraïners te treffen en zo hun weerstand tegen de gedwongen collectivisatie te breken en hen als volk en als politieke factor en sociale entiteit te vernietigen. Dit kostte tussen 1932 en midden 1933 het leven aan naar schatting zeven tot acht miljoen mensen. Daarom ging het begrip een rol spelen in de politieke strijd in het onafhankelijke Oekraïne na de Oranjerevolutie. De prowesterse president Viktor Joesjtsjenko bracht de Holodomor najaar 2006 in het parlement nadat hij noodgedwongen zijn pro-Russische tegenstander Janoekovytsj tot premier had moeten benoemen. Op 28 november 2006 heeft het Oekraïens parlement de Holodomor officieel tot genocide uitgeroepen. De vierde zaterdag in november is de officiële herdenkingsdag voor de slachtoffers van de Holodomor in Oekraïne.

De term Holodomor is afgeleid van de Oekraïense uitdrukking moryty holodom wat zoveel betekent als "dood veroorzaken door honger". Het woord holodomor stamt af van de Oekraïense woorden holod, 'honger' en moryty, 'vergiftigen, iemand tot de uitputting drijven'. In moderne Oekraïense woordenboeken staat holodomor omschreven als '"kunstmatig opgewekte hongersnood, van staatswege op grote schaal georganiseerd"'. Soms wordt het begrip ook vertaald als 'moord door honger'.

Nasleep

Door de massale sterfte van vooral Oekraïners in 1933 verdubbelde het aandeel Russische bewoners in Oekraïne (van 5,6% naar 9,2%).

Hoewel historici het er nog altijd niet over eens zijn of de beleidsmaatregelen die leidden tot de Holodomor vallen onder de officiële definitie van genocide, hebben meerdere regeringen en organisaties de Holodomor wel als zodanig erkend, dan wel erkend als criminele actie van het Stalinregime: Argentinië, Australië, Azerbeidzjan, België, Canada, Colombia, Ecuador, de Europese Unie, Georgië, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Mexico, Oekraïne, Paraguay, Peru, Polen, de Raad van Europa, Spanje, Tsjechië, Vaticaanstad en de Verenigde Staten.

Dekoelakisatie was de Sovjet-campagne van politieke repressie, met inbegrip van arrestaties, deportaties en executies van miljoenen van de beter gesitueerde boeren en hun gezinnen van 1929 tot 1932. De rijkere boeren werden bestempeld als koelakken en beschouwd als klassenvijanden. Meer dan 1,8 miljoen boeren werden gedeporteerd in 1930-1931. Het aangegeven doel van de campagne was de strijd tegen de contra-revolutie en het uitbouwen het socialisme op het platteland. Dit beleid werd gelijktijdig uitgevoerd met de collectivisatie in de Sovjet-Unie en bracht hiermee alle landbouw en de boeren in het Sovjet-Rusland onder staatscontrole.

De "liquidatie van de koelakken als sociale klasse" werd aangekondigd door Stalin op 27 december 1929. Het besluit werd geformaliseerd in een resolutie "Over de maatregelen voor de afschaffing van de Koelak-huishoudens in districten van uitgebreide collectivisatie" op 30 januari 1930. Alle koelakken waren verdeeld in drie categorieën:

    1    te worden neergeschoten of gevangengenomen zoals besloten door de lokale geheime politieke politie

    2    te worden verzonden naar Siberië, naar het noorden, de Oeral of Kazachstan, na inbeslagname van hun eigendom

    3    te worden uitgezet uit hun huizen en te worden geïnterneerd in werkkampen in hun eigen districten

De chef van de geheime politie, Efim Georgievich Evdokimov, organiseerde en begeleidde het oppakken van de boeren en de massa-executies.

Een combinatie van dekoelakisatie, collectivisatie en andere repressieve beleid leidde tot massale hongersnood in vele delen van de Sovjet-Unie en de dood van ten minste 14,5 miljoen boeren tussen 1930 en 1937, inclusief de 5 miljoen die zijn overleden in de Oekraïne tijdens de Holodomor.

KOELAKKEN

Koelak ('vuist") was in het voorrevolutionaire Rusland een scheldwoord voor boeren die ingehuurd personeel uitbuitten. De bolsjewieken noemden na de Oktoberrevolutie van 1917 alle zelfstandige boeren "koelak", ongeacht hun ethiek of welvaartsniveau.

Na de afschaffing van de lijfeigenschap in 1861, slaagde een minderheid van de boeren in het Russische Rijk erin zich te ontwikkelen tot een welvarende, zelfstandige boerenstand. Die ontwikkeling had wellicht nog verder kunnen gaan indien de landbouwhervormingen van premier Stolypin langer zouden zijn voortgezet. De meerderheid van de arme boeren bleven echter in dienst van hun landheer of trokken naar de steden. Zij werden de moezjieks genoemd.

In augustus 1918 begon Lenin met de ideologische discreditatie van zelfstandige boeren die productiemiddelen (molen, olieslagerij) of lastdieren e.d. hadden, zoals een paard, een os of enkele bijenkorven. Deze werden allemaal als "koelak" bestempeld.

In zijn oproep ‘Kameraden arbeiders, Voorwaarts naar het Laatste, Beslissende Gevecht!’ doelt hij op het gevecht dat tegen de koelak aangegaan dient te worden, omdat de arbeiders het nooit eens zullen worden met deze klasse die, ook al vormen ze een minderheid, toch een groot gevaar voor de arbeidersklasse vormen (die het gevaar loopt op ‘liquidatie door de koelak’ aldus Lenin). Hij roept vervolgens op tot ‘Meedogenloze oorlog aan de koelak’ en ‘Dood ze!’

In de lente van 1919 werd een eerste serieuze aanvang gemaakt met dekoelakisatie, die aanvankelijk mislukte, maar in 1920 met grotere dwangmiddelen werd doorgezet[3].

De invoering van de Nieuwe Economische Politiek (NEP) in 1921 leidde tot een kortstondige herleving van de zelfstandige boeren. De introductie van de NEP door de bolsjewieken was zuiver pragmatisch: door de revoluties en de burgeroorlog was het land dusdanig ontredderd dat de economie tijd nodig had om op adem te komen.

Toen Stalin de macht definitief in handen had, maakte hij in 1928 een einde aan de NEP. Hij voerde het eerste vijfjarenplan in en installeerde het zgn. Centraal Planbureau. Hij initieerde de collectivisering van de landbouw, waarbij kolchozen (collectieve boerengemeenschappen) en sovchozen (staatsboerderijen) tot stand kwamen. Dit ging gepaard met grootschalige staatsterreur en wetteloosheid. Alle zelfstandige boeren die zich niet bij de kolchozen wilden aansluiten werden ideologisch gediscrediteerd en tot "koelakken" gestigmatiseerd. Deze mensen waren daarmee feitelijk vogelvrij verklaard; alles werd hun afgenomen en ze werden aan hun lot overgelaten. Velen waren hierdoor veroordeeld tot de hongerdood en stierven van de ontberingen; sommigen verdwenen in strafkampen of gevangenissen. Anderen werden verbannen en moesten veelal te voet naar hun banningsoord gaan, en dat waren plekken waar leven feitelijk onmogelijk was:

Ze hadden hun leven net een beetje op orde en erwten gezaaid, aardappels gepoot, toen in 1935 bannelingen nog verder het moeras in werden gestuurd. Ksenia Fominitsjna vluchtte met haar kinderen. Te voet liepen ze terug naar hun eigen dal, onderweg verborgen ze zich bij wie het uitkwam. Toen begon de oorlog. De oudste zoon Iosif vocht, als zoon van een volksvijand, in een strafbataljon en sneuvelde in de slag om Koersk. De meisjes maakten hun school af en gingen werken als onderwijzeres, maar ze werden van school gejaagd als koelakkengespuis.

Feoktista Pimenovna: “Ze sloegen ons met zwepen en joegen ons voort als vee, alle bewakers hadden een zweep.” Ze had een kind van één jaar oud bij zich. Het stierf tijdens het transport. Ze mocht het niet begraven. Ze kreeg zweepslagen, naast haar brulden nog haar drie andere kinderen. Ze legde haar overleden zoontje onder een struik, bedekte hem met takjes en ging verder. In het moerasland van Kolpasjevo hebben ze het drie jaar uitgehouden, daarna zijn ze gevlucht. (...) Eenmaal in hun eigen dorp, verborgen ze zich in kelders. Daarna brak de oorlog uit, haar oudste zoon moest gaan vechten aan het front en is spoorloos verdwenen; haar dochter Elena kreeg tien jaar gevangenisstraf.

De middelgrote boeren (serednjaki) werden gedwongen zich aan te sluiten bij de kolchozen.

Aantallen slachtoffers

Volgens een geheim rapport, in 1934 opgesteld door de Afdeling operaties en inventarisatie van de OGPOe, zijn ongeveer 90.000 koelakken omgekomen tijdens transport en zijn er nog eens 300.000 omgekomen door honger en ziekte in hun verbanningsoorden.[5] Het aantal plattelandsbewoners dat omgekomen is als gevolg van honger en andere ontberingen ligt aanzienlijk hoger: op vele plaatsen in de toenmalige Sovjet Unie, waaronder de Oekraïne, stierven miljoenen mensen van de honger die mede ontstaan was als gevolg van de collectivisatie ("Holodomor").

Gevolgen van de dekoelakisering

De collectivisatie betekende het einde van de traditionele boerencultuur en liet de landbouw, beroofd van initiatiefrijke en zelfstandige boeren, berooid achter. Het zou nog jaren duren eer de landbouwproductiviteit weer op het niveau van voor de collectivisering was.

Een kolchoz is een collectieve boerderij ten tijde van de Sovjet-Unie. Het woord is een samenstelling van kollektivnoje chozjajstvo (letterlijk vertaald collectieve huishouding).

In tegenstelling tot op de sovchozen, waar boeren in staatsdienst werkten, werkten boeren op de kolchozen voor een aandeel in de winst, ze waren niet in dienst van de staat of iemand anders. De boerderijen waren eigendom van groepen samenwerkende boeren en van de staat, een vast inkomen was niet gegarandeerd. Wel mochten boeren op de kolchozen een stukje privé-land houden, een paar dieren en hun eigen huis bezitten. Een kolchoz moest jaarlijks een bepaald percentage van de productie afstaan aan de staat tegen een door de staat vastgestelde prijs.

Het systeem van kolchozen en sovchozen maakte deel uit van Stalins eerste vijfjarenplan van 1928, waarin naast de opbouw van een volwaardige industrie, werd gestreefd naar de collectivisatie van de landbouw en het vernietigen van de koelakken als klasse.

Een sovchoz was een collectieve staatsboerderij ten tijde van de Sovjet-Unie.

In tegenstelling tot de kolchozen was op deze boerderijen alles eigendom van de staat. De machines werden gehuurd van verhuurbedrijven en de mensen die er werkten waren in dienst van de staat. Tijdens de regeerperiode van Jozef Stalin werden de boeren in de sovchozen veelal uitgebuit. Zij moesten bijvoorbeeld hun volledige graanproductie afstaan, wat in de huidige Oekraïne leidde tot de Holodomor in de jaren 1932-1933.

Maak je reisblog advertentievrij
Ontdek de voordelen van Reislogger Plus.
reislogger.nl/upgrade